In het prille voorjaar, toen het nog winter leek, heb ik nogal wat pogingen ondernomen om een kits te strekken. Best vaak zag ik tijdens mijn tochten in het het veld de reeën, toch was het moeilijk om tot schot te komen. Ze kwamen niet uit de dekking. Als ze wel uit de dekking kwamen, waren ze niet aan te spreken, of het was al te donker.
Zo kwam het dat mijn focus sinds dit voorjaar extra op vogelgeluiden kwam te liggen. Steeds vaker laat ik daarom de kansels die midden in het veld staan links liggen. Tussen bos en akker, in de zoom van opschietend hout en hier en daar een vroegbloeier, daar kom ik tot rust.
Met de app ‘Merlin Bird ID’ leer ik gestaag de mooiste liederen te koppelen aan de zanger. Er zitten al eens verassingen tussen. Soms twijfel ik of het klopt, maar soms lukt het toch om uiteindelijk de zanger te vinden.
Zo zat ik op mijn favoriete plekje, waar ik al meermaals succesvol was geweest. Mijn eerste bok schoot ik hier en daar zal ik altijd aan terugdenken bij het wandelen naar de hoogzit. Tegen de beek, in de rand van het bos. Uitkijkend op een nat perceel dat ligt te wachten totdat het water is weggetrokken en na het mesten en ploegen allicht weer mais gezaaid zal worden. Daar zit ik te genieten van de geluiden, hopend om tot een mooi afschot te komen.
Links van me staat een grote berk. Die begint pas hoog te vertakken, maar de eerste takken hangen wat af. Zo hangt er ook een tak voor het linker luikje. Ik herken vooral de vinken en een tjiftjaf. In de verte hoor ik een specht en er zingt een lijster uit volle borst. Ineens zit daar een klein vogeltje, zonder zich aan te melden met zijn zang, op de tak voor het linker luikje. Het kleine vogeltje heeft precies een veel te lange staart, maar schijnt er geen last van te hebben. Ik herken het meteen, maar ik kan me niet herinneren er ooit eentje bewust gezien te hebben. Het is een staartmeesje!
Staartmezen zijn sociale vogels. Ze komen doorgaans in groepen voor. Ze hebben een witte kop en een lichte onderkant. Naar achteren toe komt er een roodbruine schijn in. De staart is zwart. Aan de zijkant van de kop hebben ze een zwarte streep die samen komt achter op de kop en over de rug verder loopt.
Staartmezen eten kleine ongewervelden, maar schakelen in de winter over op vruchten en zaden. Als er genoeg bomen en struiken staan, heb je kans ze tegen te komen. Doorgaans blijven ze hun hele leven zwerven rond de plek waar ze geboren zijn.
Ze broeden 1 keer rond april-mei. In een dichte struik bouwen ze een prachtig bolvormig nest waarin ze 8 tot 12 eieren leggen. Na ongeveer 2 weken broeden komen de eitjes uit. Nog eens een kleine 3 weken later kunnen ze vliegen, maar in de eerste weken na het uitvliegen worden ze nog gevoerd door de ouders.
Thomas Linssen
Jagende boer en lid van het nationaal team.
留言